Sportcolumns

Sinds januari 2022 publiceer ik zo ongeveer maandelijks columns over zo’n beetje alles wat de sport raakt, waarbij ik vooral het bestuurlijk, politiek of maatschappelijk perspectief probeer te duiden of te becommentariëren. De columns worden (ook) gepubliceerd op de site van NOC*NSF en in diverse andere media.

Parijs 2024, ofwel: het dubbele morele kompas

Parijs 2024, ofwel: het dubbele morele kompas

In mijn woonplaats huisvest een bekend softwarebedrijf 240 vluchtelingen uit Oekraïne, in een in allerijl tot appartementencomplex omgebouwd kantoorgebouw, heeft een vriend een Oekraïens gezin in huis, geeft een familielid taalles en ontmoeten wij na het mountainbiken, bij de koffie, iedere week een jonge vrouw uit Oekraïne die, ver van huis, een bestaan in de Nederlandse horeca probeert op te bouwen.

 

Ook heb ik inmiddels, dankzij mijn werk, diverse atleten en sportbestuurders uit Oekraïne ontmoet. Het maakt dat ik meer dan grote compassie voel met de bevolking van het land en dat het nieuws over de verschrikkingen van de vreselijke oorlog iedere dag weer hard bij me binnenkomt. Stevige geluiden en dito sancties tegen Rusland en Belarus, ook vanuit de sport, zijn wat mij betreft dus meer dan op hun plaats.

 

Tegelijkertijd is er het Olympische gedachtegoed, dat ook het mijne is. Dat is gebaseerd op het bevorderen van verdraagzaamheid en vriendschap door internationaal contact tussen mensen te stimuleren. Het zegt verder dat alle atleten in de wereld, ongeacht hun paspoort, politieke overtuiging, gender, seksuele oriëntatie of religie deel moeten kunnen nemen aan de Spelen. Ze mogen níet de dupe worden van de politieke keuzes van hun regime.

 

Tegelijkertijd roept dat vragen op: geven we niet juist een politiek podium aan Rusland en Belarus als individuele spelers onder neutrale vlag wél aan de Spelen mogen deelnemen? Zijn atleten met deze achtergrond niet ongewild per definitie al instrumenten van hun politieke leiders? Ook de persoonlijke angst van individuele sporters komt soms dichtbij: de angst voor het front, de angst om hun familie die hen weerhoudt van eerlijke uitspraken. Welke voorwaarden kun je stellen aan atleten die je zou gunnen dat ze onder neutrale vlag kunnen deelnemen aan de Spelen in Parijs en andere internationale sportevenementen?

 

Ik pretendeer niet de antwoorden te hebben – die zijn er simpelweg niet. Maar tussen beide denksporen word ik permanent heen en weer geslingerd: hoofd en hart, persoonlijke betrokkenheid bij sporters, naast twijfel over hun ruimte om echt een keuze te kunnen maken. Vanuit dezelfde principiële overtuiging dat sporters en politiek gescheiden zouden moeten kunnen blijven, kun je zowel voor als tegen individuele deelname zijn. Getuige ook de brieven van oprecht bezorgde landgenoten die we ontvangen bij NOC*NSF. Van een strijdbaar pleidooi om sporters – die hier al lang voor trainen – een kans te geven, tot de oproep om ‘ze’ vooral niet toe te laten, omdat Poetins propaganda dan meekomt, het stadion in. Het morele kompas biedt hier geen oplossing; het slaat naar beide kanten uit. Ook bij mij.

En dat staat dan nog los nog van alle praktische issues die bij het wel of niet toelaten van Russen en Belarussen een rol gaan spelen. Ik begrijp dan ook dat het Internationaal Olympische Comité (IOC) wegen verkent, belangen afweegt, invloed aanwendt en inzichten verzamelt om zorgvuldig tot de juiste beslissing te kunnen komen. De uitslag van dat proces is nog niet bekend, alhoewel sommigen al snelle conclusies trokken. Wat wel klip en klaar is, is de expliciete veroordeling door de internationale sportgemeenschap van de Russische inval en agressie. Die oorlog moet stoppen. En snel ook.

 

Foto: ANP

 

Deze column verscheen ook als opinieartikel in het Algemeen Dagblad op 16 februari 2023. Lees het hier.

 

Koken en sport: have fun!

Koken en sport: have fun!

Lange tijd heb ik met Amerikanen gewerkt. Dat was werken in een sterk competitieve omgeving, resultaten behalen stond centraal - en de hoeveelheid tijd die er in het werk gestoken werd, was ronduit indrukwekkend. Dat ging echter steeds gepaard met een optimistische ontspannenheid. En bij de start van een nieuwe werkdag was de begroeting bijvoorbeeld steevast: Have fun!

 

Ik moest eraan denken toen ik interview las met Jet Loos, ‘Best Young Chef’ van Noord-Europa, in NRC. In dat interview wordt de vergelijking met topsport gemaakt (ik weet dat er mensen in de sport zijn die een hekel hebben aan dit soort vergelijkingen, maar dit is een interessante variant): “Net als bij sporters: alles wijkt ervoor. Ja, het is bijna hetzelfde. Koken is trainen en trainen. Totdat je je doel bereikt. Maar het is ook zó leuk dat je het iedere dag wilt doen en dat geeft je de focus en de kick.”

Plezier in het behalen van prestaties is voor mij persoonlijk altijd een belangrijke drivegeweest, de woorden van Jet Loos vind ik dan ook inspirerend. De afgelopen jaren in de sport bemerkte ik echter ook weerstand tegen begrippen als ‘plezier’ of ‘leuk’. Die woorden zou je niet mogen gebruiken, was de impliciete (en soms expliciete) feedback. Zeker niet als het gaat om topsport. Ik hoor het sommige coaches nog zeggen: “Topsport is niet leuk. Omdat het gaat over het verleggen van grenzen. Het is keihard.”

 

Ik waag inmiddels te betwijfelen of topsport en plezier niet samen kunnen gaan. Kijk bijvoorbeeld naar Noorwegen. Een land dat grote topsportambities heeft. Een land ook waar topsport en breedtesport echt verbonden zijn. En dat komt vooral doordat plezier en/in sport nadrukkelijk verweven zijn. Illustratief wat dat betreft is het Noorse document Kinderrechten in Sport, waarin staat dat ‘kinderen elke keer een positieve ervaring moeten hebben als zij aan sport deelnemen’.

 

Overigens barsten we ook in Nederland van de goede voorbeelden van topsporters bij wie de liefde voor hun sport er vanaf spat. Het is overduidelijk dat ze er enorm veel plezier in hebben. Kijk naar de manier waarop Mathieu van der Poel koerst, hoe Abdi Nageeye en Nienke Brinkman hun marathons lopen. Of lees het interview met superwielrenster Annemiek van Vleuten in Trouw er op na: “Prestaties hebben een basis in plezier, niet in dwang van een coach. Ik doe extreme trainingen, maar dat hoeft niet extreem vervelend te zijn. Dat probeer ik uit te dragen.”

 

Verfrissende geluiden in tijden waarin de nadruk soms ligt op de schaduwkanten van topsport. Verfrissend ook omdat presteren (op welk niveau dan ook) en plezier een mooie twee-eenheid kunnen zijn – en daarmee heel veel mensen kunnen stimuleren om in beweging te komen. Het is dan ook mijn nieuwjaarswens: Have fun!

 



Foto: Annemiek van Vleuten (BSR Agency).

 

Januari 2023.

De VOG als vanzelfsprekende basis

De VOG als vanzelfsprekende basis

Het thema sociale veiligheid in een organisatie vraagt om leiderschap en moed. Het betekent ingrijpen in een sfeer en cultuur die vaak onbewust – al lang – te veel toelaat. In alle maatschappelijke sectoren, ook in de sport. Veel sportbonden hebben de moed om in te grijpen. Ze laten proactief onderzoek doen naar de ervaringen van leden met grensoverschrijdend gedrag, zowel emotioneel als fysiek. 

Globaal zijn de resultaten steeds in lijn met die van eerdere, algemene prevalentie-onderzoeken over de sportcultuur: ja, er zijn ervaringen en incidenten. Ja, er zijn gevoelens van onveiligheid. Het zijn wake up-calls, net als de gevallen van grensoverschrijdend gedrag die het nieuws halen. Net als de stijging van het aantal dossiers bij het Centrum Veilige Sport (dit jaar al meer dan duizend).

Grijze gebied
De sportsector heeft nog een weg af te leggen. Langs interne discussies, publieke oordelen is ze op weg naar een normenkader voor het grijze gebied waar in de sport geen regels voor gelden.

Al langer moeten werkgevers in het onderwijs en de kinderopvang een Verklaring Omtrent Gedrag (VOG) vragen aan iedere medewerker. Ze kennen aanspreekpunten en vertrouwenspersonen. In de sport hoeven clubs en verenigingen echter helemaal niets formeel te regelen of vragen. Niet aan coaches, niet aan begeleiders, niet aan vrijwilligers en niet aan professionals.

We hebben in Nederland 24.000 sportverenigingen. Ze zijn de pijlers onder een rijke en unieke sport- en bewegingscultuur. Ze vormen het derde opvoedingsmilieu, naast familie en school. Het zijn gemeenschappen waar kansengelijkheid het uitgangspunt is en waar je vriendschappen opbouwt. Ze drijven op duizenden vrijwilligers en – als de kas het toelaat – enkele professionals.

Miljoenen kinderen en jongeren bouwen hier – als het goed gaat – de routine op om ook als volwassene te blijven sporten. Om plezier in sport en bewegen te houden in een periode van hun leven die cruciaal is voor zelfvertrouwen en vertrouwen.

Vragen we als samenleving aan al die duizenden begeleiders van de jeugd in deze omgeving voldoende pedagogische basis? Vragen we of ze in staat zijn pestgedrag te herkennen en tegen te gaan? Vragen we om een simpel formulier in te vullen waarmee ze aantonen een correct verleden te hebben?

Ongemakkelijk
Tot op heden niet. De vraag is: waarom niet? Het antwoord is gelaagd. De sportsector is gebouwd op en door vrijwilligers. Veel, heel veel gaat goed. Met grote inzet en dito enthousiasme. Het gaat om mensen met passie voor de sport die graag anderen ondersteunen in hun sportplezier. Gaan we ze nog meer vragen – scholing, administratieve handelingen – terwijl het al moeilijk genoeg is om zulke goede mensen te verbinden aan je club?

Het kan in een vereniging ook ongemakkelijk zijn. Net zo ongemakkelijk als het op individueel niveau aanspreken van die aanmoedigende, schreeuwende ouder langs de lijn… Ja, het is voor iedereen moeilijk om iemand die je amper kent aan te spreken op het sociale gedrag. Maar juist daarom moeten we een sociaal-veilig klimaat in de sport vanzelfsprekend maken. Met uitgangspunten, regels, normen, gesprekken en wat mij betreft verplichtingen die we elkaar – op basis van ons moreel kompas – durven op te leggen. Uitgesproken commitment aan een sociaal-veilig klimaat kan het ongemak wegnemen.

Het helpt dat ook minister Helder van Sport sinds kort pleit voor een VOG-plicht voor de gehele sport in het Nationaal Sportakkoord.

Wat NOC*NSF betreft maken we als sector de volgende afspraken: verplicht een VOG voor iedereen die direct werkt met groepen kinderen en jongeren (wordt nu al gratis aangeboden), een gedragscode, een vertrouwenscontactpersoon en een basistraining pedagogische vaardigheden voor trainers en coaches (de online training hiervoor bestaat al en is eveneens gratis beschikbaar).

We hebben een waanzinnig mooi en fijnmazig sportlandschap, dankzij al die verenigingen met hun vaak lange historie en grote maatschappelijke betekenis. Laten we samen concrete stappen zetten naar een sportcultuur die een sociaal-veilig klimaat zichtbaar en bespreekbaar maakt. Ik durf te wedden dat die schreeuwende ouder langs de lijn dan ook langzaam verdwijnt.


Deze column verscheen op 5 december 2022 ook als opinieartikel op de website van NRC Handelsblad.

Lees het hier 

 

‘Stop smoking or stop living’ … Die kwam binnen!

‘Stop smoking or stop living’ … Die kwam binnen!

NOC*NSF zet zich in voor een rookvrije sport. We doen dit samen met onder andere de Rookvrije Generatie en natuurlijk Stoptober, het motiverende programma dat rokers helpt om in één maand, samen met vele anderen niet-roker te worden. Marc van den Tweel, algemeen directeur van NOC*NSF,  deelt voor Stoptober in een podcast zijn persoonlijke ervaringen. Hieronder alvast een deel van zijn verhaal.

Het was vals alarm - de verdenking van een hartaanval – waardoor ik op de intensive care terecht kwam tijdens onze vakantie, jaren geleden alweer. De cardioloog in kwestie sprak slecht Engels, maar ik begreep goed wat hij zei: 'Stop smoking or stop living’.

 

Dat was het moment voor mij om te stoppen met roken. Makkelijk was dat niet. Ik werkte in een omgeving waar iedereen rookte – nu ondenkbaar. Sigaretten en sigaren ook… in mijn werkkamer thuis, waar ik ook toen al ’s avonds graag zat te schrijven, stak ik altijd een sigaar op. Toen ik gestopt was, kwam er eerst niets meer uit mijn handen… een paar maanden lang. Vervolgens normaliseerde dat langzaam. Dat gebeurt allemaal in je hoofd natuurlijk, maar het maakt het stoppen echt niet makkelijk.

Wat ik mooi vind, is dat je een kettingreactie in gang kunt zetten. Ik heb het zelf meegemaakt in de familie – mijn vader stopte bijvoorbeeld ook. Zonder last trouwens, gewoon van de ene dag op de andere, na veertig jaar roken. Daarna volgden er meer familieleden.’

 

 

Beluister hier de 'stopcast' met Marc van den Tweel op Spotify:

 

 

 

2025: sport rookvrij

We hebben een akkoord afgesloten met de overheid dat in 2025 niet meer wordt gerookt op sportaccommodaties. Dat is slechts een afspraak; het gaat niet om dat bordje op de deur. Maar je moet op enig moment een stip op de horizon zetten. Het gaat om de kernwaarde van sport waar we met z’n allen in geloven. Sportiviteit, bewegen, het is onlosmakelijk verbonden met vitaliteit, gezondheid. Daar past roken gewoon niet bij, laten we daar eerlijk in zijn.

Kinderen zijn daarbij voor mij het allerbelangrijkste. Je wilt ze niet confronteren met tabaksrook, want dat is ongezond. Maar daarnaast zijn we ook hun rolmodel. Het besef dat het echt niet meer kan, is breed doorgedrongen. Ook rokers – want die wil ik absoluut niet stigmatiseren – staan erachter dat je niet rookt in de sport, waar kinderen bij zijn. Net als bijvoorbeeld op het schoolplein.

Twee bewegingen brengen ons naar die rookvrije sport: vanuit bonden en NOC*NSF komt de nadrukkelijke vraag om niet meer roken op sportaccommodaties. Daarnaast is er een beweging van onderaf gaande èn nodig: tegen elkaar durven uitspreken: ‘Als je wilt roken, doe dat dan niet hier, en zeker niet waar kinderen bij zijn’. Om die beweging te versterken, start binnenkort de volgende fase van de NOC*NSF-campagne ‘De sport wordt rookvrij’. Met als afsluitende zin ‘Wen er maar aan’. En daarmee zeggen we feitelijk: dit is een beweging die niet meer te stoppen is, en waarin al veel bonden het voortouw nemen.

 

Tegen al die mensen die nu, deze maand – Stoptober – of straks de stap zetten: kom dan tegelijkertijd ook in beweging. Echt, het helpt zo. Kies de sport die je altijd al leuk vond of ga wandelen. Het stoppen wordt er een stuk makkelijker door en het geeft een boost aan je fitheid. Je merkt dat je meer adem hebt en al snel makkelijk mee kunt komen. Dat is de beste beloning; je stijgt echt boven jezelf uit.

 

(21 oktober 2022)

Een aanzwellend, alarmerend geluid

Je mag me gerust een ‘politieke junkie’ noemen. Ik volg de politiek en het spel op het Binnenhof intensief. En ik geniet er in zekere zin ook van. Behalve als het gaat om de reacties op Prinsjesdag. De Miljoenennota zelf is natuurlijk zeer relevant, maar de commentaren vanuit belangenorganisaties en maatschappelijke actoren op de troonrede kenmerken zich door clichés waarin vooral ‘teleurstellend’ met stip het meest voorkomende woord is. Moeten we meedoen aan deze rituele dans der voorspelbaarheid? En wat is de consequentie als we het níet doen? Zet het überhaupt zoden aan de dijk? Dat vraag ik me – ook vanuit eerdere rollen – ieder jaar opnieuw af. 

 

Natuurlijk zal ook NOC*NSF (met enig realiteitsbesef) een oordeel formuleren over de nieuwe Rijksbegroting - en waar nodig de vinger op de zere plek leggen. Waarbij ik overigens óók zal benoemen wat goed of veelbelovend is aan de plannen. 

Maar toch, die reactieve modus knaagt nogal. Ik denk en droom weleens over het schrijven van een alternatieve troonrede. Die niet over de actuele uitdagingen gaat, maar vooral laat zien wat sport ons oplevert. Hoe topsport ons land inspireert, hoe sportevenementen bijdragen aan economische ontwikkeling (denk aan de 300.000 verkochte toegangskaartjes in Zandvoort), hoe sport sociale samenhang bevordert (denk aan de Nederlandse etappes van de Vuelta en de omlijstende programma’s), aan de winst voor onze gezondheid, aan sportplezier bovenal. Ja, eigenlijk het uitlichten van wat er in de Sportagenda 2032 van de Nederlandse sportbonden staat! 

 

Reactieve modus
Er is dit jaar echter een aanzwellend alarmerend geluid – u heeft het ongetwijfeld gehoord. Een geluid dat we óók op deze Prinsjesdag moeten laten horen. En ja, helaas moet ook ik dan dus toch in die reactieve modus. Omdat het keihard nodig is. Het betreft namelijk (letterlijk!) het voorbestaan van het rijke verenigings- en sportlandschap in ons land. Dat staat op het spel. En dan doel ik natuurlijk op de enorme stijging van de energiekosten.

 

Laten we het klein maken, juist om de impact te kunnen zien: een Haagse handbalclub met één sporthal ziet de energierekening stijgen van 2.000 naar 6.000 euro. Per maand! Voor een club zoals er zo veel in Nederland zijn, met 450 leden. Dit is niet op te brengen. Even uitzoomen? U heeft het waarschijnlijk ook gelezen: het voortbestaan van 200 van de 637 zwembaden en 8 van de 22 ijsbanen in ons land is zeer onzeker. Sluiting dreigt. Nog voor het eind van dit jaar. Naar verwachting kunnen we dit zwarte scenario doortrekken naar honderden andere sportlocaties in Nederland in 2023.

 

Let wel: er staat meer op het spel dan de toekomst van verenigingen, exploitanten of commerciële aanbieders van sport. Dit doemscenario raakt de gezondheid, het welbevinden, mentaal en fysiek, van een hele generatie. Een generatie die door de corona-lockdowns al op grote achterstand staat wat betreft sportdeelname en fitheid. 

 

Energienoodfonds 
Mijn oproep aan het kabinet is dan ook: ‘Geef sportclubs, verenigingen en sportaanbieders allereerst de kans om overeind te blijven. Met een energienoodfonds – uiteraard aan voorwaarden gebonden – maar doe het NU. Omdat die rekening van 6.000 euro misschien drie maanden voldaan kan worden, maar daarna niet meer. Geef de sport kortom de tijd om te kunnen blijven bestaan.’

 

En ja, natuurlijk gaan we vervolgens (verder) 'vol gas' inzetten op verduurzaming van de sport, zodat de afhankelijkheid van fossiele brandstoffen en minder frisse landen snel en heel sterk kan afnemen. Maar: first things first!

 

Deze column verscheen eerder op SportKnowHowXL op 20 september 2022.

 

Politiek en sport: behoed sporters voor onmogelijke vragen

Politiek en sport: behoed sporters voor onmogelijke vragen

De aandacht voor de dramatische gebeurtenissen in München in 1972 – waarbij tijdens de Olympische Spelen elf leden van de Israëlische ploeg door terroristen werden gedood – maakt één ding opnieuw duidelijk: politiek en sport zijn niet te scheiden, hoe graag we dat ook zouden willen. München ’72 – The Games must go on! - leverde individuele sporters destijds een dilemma op; we hebben er vele getuigenissen van gezien.

 

Politieke dilemma’s in de sport zijn er steeds weer en meer. Sport en politiek zijn weliswaar niet te scheiden, maar we zouden er wel naar moeten streven om sporters en politiek te scheiden. In die zin dat sporters geen speelbal (meer) moeten worden in het politieke debat of onterecht maatschappelijke ballast op hun schouders krijgen. Daarvoor staan immers in de eerste plaats politici en bestuurders aan de lat.

 

Tegelijkertijd staat voor mij vast dat sporters gehoord moeten worden – en zich moeten kunnen uitspreken. Luisterend – de afgelopen week – naar de sporters van ’72 , hoor ik ze ook zeggen: "Ik heb een mening en die wil ik kunnen uiten. Dat vind ik echt heel belangrijk". Gelukkig is er wat dat betreft veel veranderd sinds 1972.

 

‘Rule 50’ van het Olympisch Handboek  – voor sporters een begrip – is speciaal daarom aangepast; een raadpleging onder atleten in 2020, leverde een overgrote meerderheid op die wilde dat deze regel sporters meer ruimte zou bieden om zich politiek of maatschappelijk te kunnen uiten. Hoewel nog steeds aan behoorlijke voorwaarden gebonden, is de kramp over politieke statements van sporters langzaam maar zeker aan het verdampen.

 

Wat in mijn ogen een belangrijke rol is voor bestuurders (binnen en buiten de sport), op zowel landelijk als mondiaal niveau, is het behoeden van sporters voor onmogelijke vragen vlak vóór een groot sportevenement in bijvoorbeeld een land waar het nodige op aan te merken is (en dat is met een Nederlandse bril op al snel). Er zijn andere momenten om een dergelijk debat te voeren. En er zijn ook zijn andere actoren met wie dat debat primair gevoerd moet worden.

 

Juist om dit soort discussies zindelijker en effectiever te voeren, is het van eminent belang om tijdig en feitelijk te discussiëren. Daarom is het ook zo belangrijk dat de toekenningscriteria voor landen om de Olympische Spelen te organiseren al behoorlijk zijn aangescherpt - en onderwerp van gesprek blijven.  

Aspecten als mensenrechten, sociale omstandigheden, duurzaamheid, LHTBI-rechten en vrijheid van meningsuiting worden (steeds meer) toetsingscriteria bij toekenning van de Spelen. Net als de legacy overigens: wat is de kwaliteit van de achtergelaten footprintvan de Spelen in een land. Hoe hebben de Spelen bijgedragen aan de ontwikkeling van een land en zijn bevolking (sociaal, maatschappelijk, economisch)?

 

Objectiever toetsen (vooraf!) en natuurlijk monitoren helpt bij het voorkomen van naïef optimisme over de inzet van kandidaatlanden en de beoogde resultaten. Tegelijkertijd wil ik realistisch zijn: het IOC en de internationale sportfederaties geven stem aan zo’n 200 landen, die over veel van dit soort onderwerpen echt verschillend denken. Dat is de realiteit. 

Wat betreft de dynamiek gaat de metafoor op van de mammoettanker die de steven moet wenden. En het is belangrijk om die steven verstandig en behoedzaam te wenden. Immers: sport moet mondiaal een verbindende waarde zijn én blijven. Dat lukt alleen als we een dialoog blijven voeren. Tussen landen, tussen volkeren, tussen bestuurders, tussen sporters. Niet voor niets is – recent - aan de olympische waarden Faster – Higher – Stronger het adagium Together toegevoegd!

 

(6 september 2022)

Grensoverschrijdend gedrag: een veelkoppig monster

Grensoverschrijdend gedrag: een veelkoppig monster

Er is nauwelijks een ander onderwerp te verzinnen dat zo snel zo omvangrijk is geworden in de samenleving als grensoverschrijdend gedrag. Sommige van die gedragingen zijn sportspecifiek - maar je moet toch vooral constateren dat het een breed maatschappelijk probleem is dat zich ook in de sport manifesteert. Sport is immers (toch en vooral) een reflectie van de maatschappelijke realiteit.

Enorme toename aantal dossiers

Natuurlijk, de 'issues' waren deels al eerder bekend, zeker waar het sportspecifieke zaken betreft. Niet voor niets heeft de sport in de afgelopen jaren substantieel geïnvesteerd in het tegengaan van (en consequenties verbinden aan) dit gedrag. Het meest in het oog springend is wat dat betreft de oprichting van het Centrum Veilige Sport Nederland. Deze organisatie is het centrale punt geworden voor iedereen die vragen of twijfels heeft of een melding wil doen. 

Ook ondersteunt het centrum sportbonden en -verenigingen. Daar wordt veel en dankbaar gebruik van gemaakt. Reden tot tevredenheid? Nee, dat niet. Immers: we zien een enorme toename van het aantal dossiers.

'Rechtspraak-keten' hapert

Daarnaast zien we dat grensoverschrijdend gedrag een 'veelkoppig monster' is. Het kent vele verschijningsvormen en het repertoire dat we tot onze beschikking hebben om het te bestrijden, is niet afdoende. Bij lange na niet, helaas. En zaken zijn ook complexer dan je op het eerste gezicht zou zeggen.

Dat laatste werd me de afgelopen week nog eens (extra) duidelijk in een gesprek, samen met een aantal sportbonden en overheden, met Mariëtte Hamer (regeringscommissaris seksueel grensoverschrijdend gedrag). Daar werd aangegeven dat zaken nodig zijn als bijvoorbeeld nieuwe zedenwetgeving en een wettelijke borging van vertrouwenspersonen. Dat gaat waarschijnlijk allemaal wel veel tijd vragen.

We zien helaas óók dat de 'rechtspraak-keten' hapert. Lange procedures en dito doorlooptijden, inadequaat tuchtrechtelijk onderzoek - het zijn zaken die zeer onbevredigend zijn voor melders én beklaagden. En die het vertrouwen sterk verminderen.

Einde aan de vrijblijvendheid

Ook heel belangrijk: als we echt een veilige en schone sport willen, moeten we een einde maken aan de vrijblijvendheid. Net zoals dat in andere sectoren van de samenleving gebeurt. In de kinderopvang en het onderwijs stellen we kwaliteitseisen op het gebied van integriteit en pedagogische vaardigheden. Dat zou net zo vanzelfsprekend moeten zijn voor de sportvereniging waar je kind na schooltijd heen gaat.

Verenigingen en sportbonden moeten dan wel ondersteund worden: we hebben een unieke sportinfrastructuur die gedragen wordt door vrijwilligers. Bied ook hen professionele trainingen om grensoverschrijdend gedrag te kunnen herkennen, om een goed pedagogisch klimaat te scheppen. Dat betekent voor iederéén meer en langer sportplezier.

Vandaag doen wat binnen je eigen mogelijkheden ligt

Natuurlijk, de ongemakkelijke waarheid is dat het bovenstaande meer tijd gaat kosten dan wenselijk is. Maar er zijn ook zaken die sneller opgepakt kunnen - en móeten - worden. Dat is het gesprek voeren over normen en waarden. En ook: doen wat er vandaag (!) binnen je eigen mogelijkheden ligt.

Neem bijvoorbeeld de VOG (Verklaring Omtrent het Gedrag), die gratis beschikbaar is voor sportverenigingen. Ik ben echt geschrokken van het beperkte aantal verenigingen dat gebruik maakt van de mogelijkheid om aan hun begeleiders een VOG te vragen. Net twintig procent doet dat. Op zich toch een makkelijk begin om in ieder geval notoire overtreders buiten te houden en op de vereniging het gesprek op gang te brengen over dit belangrijke onderwerp.

Laten we allemaal - binnen onze eigen mogelijkheden en invloedssfeer - doen wat nodig is. Wat kan. Liefst vandaag nog - en anders morgen. We zijn het aan de sport, aan al die toegewijde trainers en coaches, aan sporters, de samenleving - en aan onszelf verplicht.

(16 juni 2022)

Sport kan bijdragen aan maatschappelijk klimaat waarin excelleren geen vies woord (meer) is

Sport kan bijdragen aan maatschappelijk klimaat waarin excelleren geen vies woord (meer) is


Laat ik beginnen met het kraken van kritische noten. In Nederland bestaat de neiging om te denken dat we excelleren, dat we aan de top van de wereld staan. De vraag is of dat zelfbeeld klopt. Houden we niet vast, aan wat eens was?

Laten we naar de naakte feiten kijken. Neem het onderwijs. Ons opleidingsniveau is toch nog steeds een van de hoogste ter wereld. Toch? De ongemakkelijke waarheid weten we nu al een jaar of vijf. Het Nederlandse basis- en voortgezet onderwijs is zijn internationale toppositie kwijtgeraakt. 

De resultaten in rekenen, lezen, wiskunde en natuurwetenschappen zijn de afgelopen twintig jaar teruggelopen. Ook de prestaties bij bewegings- en cultuuronderwijs glijden snel af. Natuurlijk, we scoren nog wel bovengemiddeld. Het zou ook niet best zijn als het anders was. Maar de top, daar horen we niet meer bij.

We kunnen dit nog verder doortrekken: of het nu gaat om defensie (de 2% NAVO-norm), stikstof, klimaatverandering, duurzame energie, industriepolitiek, de beweegnorm voor kinderen. Gemiddeld meedoen lijkt de norm te zijn geworden. Goed is goed genoeg en als het even voldoende wordt, dan is dat maar zo. Ik ben daar niet van.

Wat ik zie is dat we pas in beweging komen als er noodzaak is. Als het echt niet anders kan. Bijvoorbeeld door rechtszaken als het om stikstof en het klimaat gaat, of door externe ontwikkelingen zoals nu de oorlog in Oekraïne.

Begrijp me goed. Ik heb zeer veel waardering voor de individuele leerkracht, politieman, arts, verpleger of ambtenaar die, met soms beperkte hulpmiddelen, zelf tot excellente prestaties komt. Ik heb ook geen twijfel aan de motivatie van individuele vakmensen om te willen excelleren. Maar ik maak me zorgen over hoe we het als collectief doen.  Als land. Hoe we ambitie mogelijk maken, stimuleren en waarderen. Die collectieve ambitie moet een duwtje in de rug krijgen. We moeten als land relevant blijven.

Hoe we Nederland weer meer relevant kunnen laten zijn, wordt volgens mij het best geïllustreerd, door de titel van het boek dat hoogleraar Lidewey van der Sluis (Nyenrode) in 2012 al schreef: Talent is goed, ambitie is beter. Of in de woorden van mijn wielertrainer, op het moment dat we er even doorheen zitten: “Tandje erbij!”

 

Tot zover, de algemene politieke beschouwingen zou je kunnen denken. En de vraag stellen: wat heeft dit alles met sport te maken? Veel, is dan mijn antwoord. Heel veel.

Twintig jaar terug (als NOC*NSF) formuleerden we de ambitie dat we in de top 10 van de wereld wilden komen. En twaalf jaar geleden maakten we, onder leiderschap van Maurits Hendriks, een diepgaande analyse van wat daarvoor nodig was.

De uitgesproken ambitie. Het zetten van een stip aan de horizon. Het dwong ons ertoe duidelijke keuzes te maken. Vast houden. Herhalen. Leidend laten zijn. Woorden met daden verbinden.

De studie Nederland in de top 10 resulteerde in een klimaat waarin talenten zich kunnen ontplooien. Om te pieken op momenten die ertoe doen. Om medailles te halen. Om te horen tot de wereldtop. Hier kunnen we heel trots op zijn.

Het zou natuurlijk pedant zijn om te zeggen dat als de rest van de samenleving, het openbaar bestuur en de overheid - het voorbeeld van de sport zou volgen door meer ambitie te tonen, en die uit te spreken en vast te leggen, het dan wel goed zou komen.

Zo eenvoudig is het natuurlijk niet. Maar het voorbeeld van topsport kan wel inspireren. Het kan inspireren in hoe je zaken beet moet pakken, hoe je je ambitie woorden kan geven en daar je je daden uit af kunt leiden. Wat ausdauer je kan brengen. Excellente prestaties volgen dan bijna automatisch durf ik wel te zeggen. Waarbij er natuurlijk oog moet zijn voor de mensen die zelf niet meekunnen. In een excellente samenleving krijgen juist zij een duwtje in de rug!

Is sport of topsport dan de Heilige Graal? Nee, natuurlijk niet. Maar het kan wel bijdragen aan een maatschappelijk klimaat waarin excelleren in geen enkel domein een vies woord meer is. En waarbij Nederland weer in heel veel opzichten koploper is in de wereld.

We leven in een periode waarin het tijd wordt voor nieuwe ambities. Ook in onze sector. De maatschappelijke betekenis van sport wordt immers inmiddels breed erkend. We zien dat sport en topsport echt kunnen inspireren en activeren.

Over ambitie gesproken, als het gaat om sport en bewegen. Wat ons betreft heeft in 2032 iedereen, in alle levensfasen en op alle ambitieniveaus, dagelijks sportplezier. Dat wordt onze strategie voor de komende tien jaar!

Zelf en samen sporten, excelleren in sport of sportief bewegen, maar ook als vrijwilliger, professional en supporter in een sociaal veilige, gezonde en duurzame omgeving actief zijn. Verrijkt door waardevolle topsportprestaties. Omdat wij geloven dat dagelijks sporten, sportief bewegen, genieten van sport en excelleren in sport bijdraagt aan een vitaal, sociaal, ambitieus en trots Nederland.

Ik durf te stellen dat we als land – en zeker ook in de sport - bij tijd en wijle te veel naar binnen zijn gericht. Om die ambitie voor 2032 dichterbij te brengen moeten we nieuwsgieriger worden. Nieuwsgierigheid is immers de brandstof voor innovatie en vooruitgang. Nieuwsgierigheid ook naar de maatschappelijke context, waar wij ons niet voor af mogen sluiten.

Als ik de luiken opendoe kijk ik met bewondering naar Noorwegen. Een land dat in alle rankings van de wereld subliem presteert. Een land dat grote topsportambities heeft. Een land waar sporten en bewegen onderdeel van het dagelijks leven zijn. Een land waar topsport en breedtesport echt verbonden zijn. Een land waar de maatschappelijke waarde van sport helder is. Een land waar de dimensie plezier een belangrijke drijfveer is.

Deze ambities zijn geformuleerd na de, voor Noorwegen, dramatisch verlopen Olympische Spelen van 1988 in Calgary. En in 1994 kwam de echte omslag toen Noorwegen gastheer werd van de Spelen in Lillehammer. Men sprak toen uit dat men het sportiefste land ter wereld wilde worden. Waarbij de basis, algehele sportontwikkeling en beweegonderwijs, gedefinieerd werden als randvoorwaarde en garantie voor de toekomst.

Inspirerend is wat dat betreft het Noorse document Kinderrechten in Sport, waarin staat dat ‘kinderen elke keer een positieve ervaring moeten hebben als zij aan sport deelnemen’.

Plezier in sport. Het is het primaire Noorse uitgangspunt. Het leidt tot meer en structurele sportdeelname. Tot een brede basis. Tot topprestaties.

Ik hoor sommige coaches al zeggen. Topsport is niet leuk. Of niet altijd leuk. Omdat het gaat over het verleggen van grenzen. Dat is allemaal waar. Maar onlangs lieten in Rotterdam Abdi Nageeye en Nienke Brinkman zien dat topsport en plezier heel goed samengaan.

Het is voor mij inspiratie. En het zal voor veel anderen ook inspiratie zijn. Inspiratie om het beste uit jezelf te willen halen. Want dat is de ware olympische gedachte. Een groot misverstand is dat de olympische gedachte zou zijn dat ‘meedoen belangrijker dan winnen is’. Nee, wat Pierre de Coubertin, grondlegger van de olympische beweging, daadwerkelijk zei was ‘dat het gaat om de overwinning op jezelf’. De lat hoger leggen.

Wat mij betreft leggen we lat hoog. Blijft die toptienambitie recht overeind staan. Wordt plezier een belangrijke kernwaarde. En combineren we dat met impulsen om Nederland aan het sporten en bewegen te krijgen. En verslaan we de Noren als het gaat om de titel ‘het sportiefste land ter wereld.’

Tandje erbij!

 

Deze column is uitgesproken door Marc van den Tweel tijdens de conferentie ‘Excelleren als maatschappelijke motor’, op Papendal (14 april 2022) en gepubliceerd op 26 april 2022.

 

 

Bravo voor de 'onzichtbare krachten' in de sport

Bravo voor de

Na sportwedstrijden, op welk niveau dan ook, worden prijzen uitgedeeld. Daarnaast zijn er tal van andere loftuitingen voor teams en individuele sporters gedurende het jaar. Aan aandacht en waardering geen gebrek zou je zeggen. Terecht, overigens. Prestaties verdienen applaus!

Maar er moet me toch iets van het hart. De schijnwerpers wil ik in deze column een keer verzetten. In de afgelopen zes maanden heb ik namelijk honderden vrijwilligers, officials en bestuurders aan het werk gezien of gesproken, onder andere tijdens mijn werkbezoeken. 

Goed burgerschap van de 'doeners'

Kortgeleden deed ik bijvoorbeeld zelf nog mee aan een groot wielerevenement - en daar stonden ze: mannen en vrouwen in veiligheidshesjes, met een vlag zwaaiend om ons te waarschuwen voor obstakels op de weg. In de bittere kou en af en toe een flinke plens regen of zelfs hagel er bovenop. Een broodje kaas, een krentenbol en een pakje appelsap als 'honorarium'. Waarom stonden ze daar? Uit liefde voor de sport, uit liefde voor sporters, uit plichtsbesef. Goed burgerschap zou je ook kunnen zeggen. Het zijn de 'doeners' in onze samenleving.

Het zijn ook de  'vlaggers' bij de F'jes. De vrijwillige parkeerwachten bij een evenement. Of de baco’s (baancommissarissen) bij de Dutch TT, het grootste eendaagse sportevenement in Nederland, die zorgdragen voor veiligheid van coureurs en publiek. En die overigens als de 'benchmark' in de internationale motorsport gelden.

 

Bloeiende verenigingscultuur

We mogen blij zijn met onze bloeiende vrijwilligerscultuur in Nederland. Een cultuur die sporten in Nederland voor grote aantallen mensen mogelijk en betaalbaar maakt. Een cultuur die het verenigingsleven met al zijn sportieve en maatschappelijke voordelen schraagt.

Maar ik vraag ook aandacht voor de 'bobo’s'. De bestuurders. Het was Ruud Gullit die zich in 1988 tijdens het EK voetbal beklaagde over voetbalbestuurders, die zichzelf wel heel erg op de voorgrond plaatsten na het behaalde sportieve succes. Hij plakte daar de onaardig bedoelde kwalificatie 'bobo' op – dat sindsdien een bekend en diskwalificerend begrip is geworden (overigens lees ik op de interessante site www.sportgeschiedenis.nldat het al veel eerder gebruikt werd; weer wat geleerd). De praktijk van de meeste Nederlandse 'bobo’s' is echter een andere. Niks schijnwerpers. En met de waardering valt het ook vies tegen.

Dankbaarheid, erkenning en applaus

De praktijk van de Nederlandse bondbestuurder is die van een grote verantwoordelijkheid. Governancecodes, kwaliteitseisen, aansprakelijkheden. Je moet er maar 'zin an' hebben. Liefdewerk - oud papier. En wat dacht u van de bestuurders op verenigingsniveau? De penningmeester van een grote, lokale, voetbal- of tennisclub is daar al snel drie avonden in de week mee zoet. Incasso’s regelen, schema’s maken enzovoort. Ook hier geldt: je moet er maar 'zin an' hebben!

Dankbaarheid, erkenning, applaus. Ze lijken me op zijn plaats voor al die 'onzichtbare krachten' in de sport!

(20 april 2022)

Gemeenteraadsverkiezingen: (g)een stemadvies

Gemeenteraadsverkiezingen: (g)een stemadvies

De gemeenteraadsverkiezingen komen er (snel) weer aan. En daaropvolgend begint in 345 gemeenten het formatieproces; ‘wie-gaat-met-wie’. De uitkomsten daarvan zijn van groot belang voor de Nederlandse samenleving; immers in deze bestuurslaag wordt steeds meer bepaald.

Ook voor ons werkveld, sport en bewegen, zijn gemeenten van eminent belang. Als het bijvoorbeeld gaat om de financiering van sport zijn gemeenten verreweg de belangrijkste bestuurslaag in het 'Huis van Thorbecke'. In absolute bedragen investeren gemeenten bijvoorbeeld driemaal zoveel in sport en beweging dan 'Den Haag' dat doet!

Hard werken om sport op de agenda te krijgen

Reden genoeg voor NOC*NSF om zich, samen met vele partners en aangesloten bonden, te 'bemoeien' met lokale politiek. In deze olympische en paralympische periode gaat natuurlijk veel aandacht uit naar deze prachtige evenementen - en de successen van de Nederlandse atleten. En terecht.

Een ander deel van ons werk, de lokale lobby, 'hard labeur' zouden onze zuiderburen zeggen, blijft daardoor onderbelicht. Bonden, verenigingen, sporters, vrijwilligers en bestuurders hebben de afgelopen periode enorm veel energie gestoken in het 'op de agenda krijgen van sport'.

'Politiek kleurenblind'

Dat sport en bewegen belangrijk zijn, dringt door al dat missiewerk wel door. En steeds meer gemeentelijke bestuurders tonen zich daadkrachtig en innovatief om aan sport een belangrijke(re) positie toe te kennen. Omdat wij 'politiek kleurenblind' zijn, zullen we niet zo snel een stemadvies uitbrengen…. Maar als je toch gaat stemmen dan adviseer ik om politici en bestuurders die het goed voor hebben met de sport wèl te belonen met je stem… (G)een stemadvies dus!

Eén ding moet me nog wel van het hart - en dat is tegelijk een advies aan alle aankomende nieuwe raadsleden en wethouders. En dat is dat het stimuleren van sporten en bewegen niet alleen gebaat is bij zaken als (bijvoorbeeld) nieuwe sporthallen en -velden; hoe belangrijk ook. Het is wat minder 'sexy' wellicht, maar heel grote winst is te boeken door in de ruimtelijke ordening veel meer aandacht te hebben voor het 'beweegvriendelijk' maken van de openbare ruimte. De ontsluiting van het buitengebied is op veel plekken in Nederland onder de maat. Dat kan écht beter.

Gemeenten, waterschappen, boeren en natuurbeheerders zouden wat dat betreft veel beter moeten gaan samenwerken. Verder zien we dat recreatieve routes vaak te druk zijn en tegen capaciteitsgrenzen aanlopen. En open water is op veel plaatsen bijvoorbeeld niet geschikt om te zwemmen of te kanoën of te suppen. En er is sterke behoefte aan meer fiets- en wandelpaden. Slimmere plannen maken en integraler kijken kan deze problemen snel oplossen. Door 'beweegvriendelijkheid' mee te nemen in 'plannenmakerij' kunnen bestuurders hun gemeente behoorlijk veel fitter, sportiever en gezonder maken. Een mooie opdracht voor de komende gemeentelijke bestuursperiode!

(10 maart 2022)

Sport kan eigen dijken bewaken

Sport kan eigen dijken bewaken

Vol bewondering heb ik de afgelopen maanden gekeken naar de inzet van de vrijwilligers in de sport en het adaptief vermogen dat ik bij vele sportclubs continu zie. Het volatiele overheidsbeleid (de ene week zijn competities toegestaan en trainen niet – en een paar weken later is het precies omgekeerd) heeft in onze wereld destructieve gevolgen.

 

Maar sportclubvrijwilligers weten er iedere keer weer het beste van te maken. Het (weer) omgooien van trainingsschema’s, gymclubs en dansgroepen die buiten trainen, volleyballers die al om zes uur ’s ochtends samen staan te sporten; ik vind het illustratief voor de veerkracht van de sportsector en vooral indrukwekkend.

 

Verantwoordelijkheidsgevoel in de sport

Wat daarbij komt is dat men een scherp ontwikkeld verantwoordelijkheidsgevoel aan de dag legt. Verantwoordelijkheidsgevoel, niet alleen voor de fysieke gezondheid en mentale fitheid van hun leden - maar ook voor het naleven van de coronamaatregelen. Dat gaat in de sport heel goed. Sterker nog, er zit een expliciet statement in: 'Corona is niet van VWS, corona is niet van de gezondheidszorg, corona is van ons allemaal.’

 

Nu zijn we qua coronabeperkingen in een nieuwe fase terecht gekomen. We mogen weer meer. En optimisten vertellen ons dat de coronapandemie naar zijn einde loopt. Pessimisten waarschuwen ons echter voor nieuwe varianten die ons leven mogelijk weer op zijn kop gaan zetten. Laten we hopen dat de eerste groep gelijk gaat krijgen! Tegelijkertijd is er ook het reële risico dat we naar een endemische periode gaan, waarin het virus bij tijd en wijle en in verschillende zwaarte weer opflakkert.

 

De overheid bereidt zich voor op dat laatste en wij denken daarover mee. Samen met de Rijksoverheid hebben we een routekaart ontwikkeld. Die routekaart ordent het virus naar impact. Er zijn verschillende fasen: van 'waakzaam' tot 'zeer ernstig' (en alles wat daartussen zit). Bij iedere klasse horen maatregelen die aangeven wat de impact voor de sport is. Ze geven aan 'wat moeten we gaan doen?'.

 

Parallel met dijkbewaking

Je zou de parallel met dijkbewaking kunnen trekken. Als het waterpeil stijgt moeten er extra zandzakken komen en als het waterpeil daalt kunnen de zandzakken weer de opslag in. Laat de overheid vooral aangeven hoe hoog het waterpeil is en laat ons daarna zelf aan de slag gaan met passende maatregelen. Die maatregelen hoeven niet voorgeschreven te worden. Die hebben we zelf al bepaald in de zogenaamde routekaart.

 

We kennen en nemen onze verantwoordelijkheid. De coronacrisis laat immers meer dan ooit, de kracht zien van het maatschappelijk middenveld en de Nederlandse burger. Geef ons de komende jaren richting, steun en ruimte binnen kaders, zodat we verantwoordelijkheid kunnen nemen. Het is bij de sport in goede handen!

 

(1 februari 2022)

Frappez toujours en de Trêveszaal

Frappez toujours en de Trêveszaal

In het nieuwe Regeerakkoord wordt aan de sport- en beweegsector een belangrijke rol toegedicht om Nederland gezonder te maken. Dat is goed nieuws zou je zeggen. Tegelijkertijd moet je constateren dat daar een gering investeringsbudget aan wordt verbonden. Daar kun je overigens op verschillende manieren naar kijken. Enerzijds is het natuurlijk wel zo dat de sport er vanuit de Rijksbegroting 10 procent extra bijkrijgt.

En ook dat als je breder kijkt naar het Regeerakkoord, er nog andere ‘haakjes’ te vinden zijn voor de sport. Denk aan preventie, de zogenaamde Rijke Schooldag (sport om kansenongelijkheid tegen te gaan), de maatschappelijke diensttijd en de verduurzaming van maatschappelijk vastgoed. Met wat creativiteit kun je daar wat mee. Maar voor een echte schaalsprong (Nederland vitaler maken) is het niet voldoende. Tot zover de nuchtere waarneming.

 

Stevigere geluiden
Tegelijkertijd waren er ook wat stevigere (minder nuchtere) geluiden te horen uit de sportwereld. Het feit dat er voor bijvoorbeeld klimaat en stikstof miljarden uitgetrokken worden, riep de vraag op of de sport wel goed genoeg gelobbyd heeft. Laat ik dat argument (deels) demonteren. Deze onderwerpen komen immers niet uit de lucht vallen. Klimaat werd bijvoorbeeld een onderwerp door (onder andere) internationale verplichtingen en een rechtszaak (Urgenda).

Stikstof kende een vergelijkbare dynamiek, alhoewel daar ook nog een sector overstijgende en onorthodoxe coalitie van maatschappelijke actoren aan te pas kwam die oplossingen presenteerde. Ook zag ik de vergelijking vanuit de sport met de cultuursector (+170 mln.), die door sommigen als ‘winnaar’ werd gepercipieerd. Vergeten wordt dan even (historisch besef is van belang!) dat onder Rutte 1 de natuur- en cultuursector een budget cut kreeg van 70 procent...

Geen appels met peren vergelijken dus, heel gevaarlijk. En ook verre blijven van elkaar in de sportfamilie verwijten maken. Jij-bakken en sectorale automutilatie helpen ons niet verder. Sterker nog, ze zijn contraproductief. Zeer contraproductief zelfs.

 

Kritische zelfreflectie
Moeten we dan niet in de spiegel kijken? Ja, natuurlijk wel. Dat moet zeker. Absoluut. Kritische zelfreflectie helpt ons verder. Er zijn een paar zaken die we anders, of beter, of nòg beter moeten gaan doen. Allereerst (en bovenal) is dat we nadrukkelijk, consistent en consequent onder de aandacht moeten brengen dat we in een vitaliteits- en beweegcrisis verkeren – en dat sport een deel van de oplossing is. Ik zie dat deze boodschap begint te resoneren, ook bij het Kabinet. Maar dat is niet genoeg!

Het is een kwestie van homeopathisch indruppelen. Iedere dag weer het verhaal blijven vertellen. Zonder urgentie gaan Kamer en Kabinet niet in beweging komen. Het is een kwestie van Frappez Toujours. Alleen dan zullen er vanuit de Trêveszaal niet alleen mooie woorden komen over sport. Maar ook geld en plannen. Plannen die wij als sport- en beweegsector samen met overheid, bedrijfsleven en maatschappelijke partijen kunnen uitvoeren om Nederland het sportiefste en vitaalste land ter wereld te maken! Laten we daar op inzetten voor 2022. Moedig voorwaarts dus.

 

(5 januari 2022)